A.M.Benraadt

Jaren achtereen heb ik veelvuldig de meest hevige ménière-aanvallen moeten ondergaan. Twee à driemaal in de week heb ik bed moeten houden door plotseling opkomende duizeligheid en braken.

Deze aanvallen veroorzaken in het leven een inbreuk op het functioneren in de maatschappij en kost feitelijk grote sommen geld door arbeidsverzuim en nauwelijks helpende medicijnen.

Ik heb het gehele medische traject doorlopen zonder enig resultaat. Met de verwijsbrief naar de KNO-arts en proeven moeten ondergaan. Een consult bij een professor verbonden aan het Erasmus Medisch Centrum en bekendstaand als de aangewezen specialist voor ménière-patiënten. Het advies luidde: vooral niet de Betahistine 16 mg tabletten vergeten te slikken.

Je blijft zoeken naar een oplossing voor deze vreselijke aandoening.

Via het sociale circuit ben ik in november 2004 bij de heer P.E.M. Vente, huisarts te Alphen a/d Rijn gekomen. Dokter Vente stelde in één consult vast dat de Utermöhlen-prismabril, ook in mijn geval, met zekerheid soelaas zou bieden aan mijn destijds hevige vorm van Ménière-aanvallen.

Met mijn aangepaste prisma geslepen brillenglazen zijn sindsdien de aanvallen uitgebleven en kan ik weer naar behoren functioneren zonder enig verzuim.

Velen met deze onderhavige aandoening heb ik kunnen attenderen op het bestaan van de Utermöhlen-prismabril en zij zijn, zo is gebleken, fantastisch geholpen en vrij van duizeligheid.

Ik heb bemerkt dat als het onderwerp van de prismabril in een gesprek met een medisch specialist ter sprake komt, ook tijdens een lezing voor deze patiënten, de specialist afwijzend reageert. Het is ethisch en medisch onwaardig dat door artsen, bekend met het bestaan van de Utermöhlen prismabrillen, de mogelijkheid bewust wordt onthouden.

Een ménière patiënt dient zich wel ieder twee jaar te laten testen voor mogelijke aanpassing van de brillenglazen, om herhaling van aanvallen te voorkomen.

Hiermee is voor mij het bewijs onomwonden geleverd dat de Utermöhlen-prismabril weldegelijk een positieve invloed heeft op het tegen gaan van ménière aanvallen. Er dient dan ook mijns inziens een grootschalig onderzoek te komen om de onwetende heren medici te overtuigen dat de bril wel degelijk soelaas biedt voor de ménière patiënt.

Het is beschamend voor de medische stand en het doet geen recht aan de medisch ethische eed dat bewust duizenden ménière patiënten door een aantal artsen onwetend worden gehouden van het bestaan van de Utermöhlen primabril.

Financieel bezien zal een grootschalig onderzoek, naar erkenning van de hiervoor genoemde bril, de Staat geld besparen aan werkverzuim en niet werkzame medicijnen.